Verbeelding #expositie #Wittem

Op zondag 7 april 2013 werd in Kloosterbibliotheek Wittem de expositie ‘Queeste naar ’n hemel’ geopend. Exposanten waren scalaleden Jan Haen CSsR en Jef Hendriks. Toenmalig scalavoorzitter Rob van der Zwan hield bij deze gelegenheid een toespraak.

Geen verbeelding zonder verlangen.

Geen verlangen zonder verbeelding.

Dames en Heren,
Aan mij de eer om deze opening te begeleiden met een aantal gesproken woorden. Deze expositie heeft als titel mee gekregen ‘Queeste naar ‘n hemel’. Wat een merkwaardig titel eigenlijk. Het is een titel die uitnodigt tot nader onderzoek. … En dat gaat u straks doen tijdens het bekijken van de tentoonstelling. Ik zal dat nu doen door in te gaan op de twee begrippen die in deze titel centraal staan: namelijk het begrip ‘Queeste’ en het begrip ‘hemel’. Ik doe dat in twee rondes. De eerste ronde is verkennend met hier en daar een knipoog. De tweede ronde geeft een stukje verdieping.

De neerlandicus Paul Haverman heeft uitgezocht dat Queeste een middelnederlandse woord is dat in de zogenaamde ‘Arthurromans’ gebruikt werd. En wat gebeurt er dan in die Arthurromans? Ik citeer Haverman: …de orde en rust aan het hof van Koning Arthur wordt verstoord door een dreiging uit de verre buitenwereld. Die dreigende wanorde vormt het startpunt van de queeste die erop gericht is boosdoeners tot de orde te roepen en de orde te herstellen. Meestal neemt één rondetafelridder deze taak op zich en trekt hij in naam van alle anderen de wereld in. Door confrontaties met gevaren in die norm-arme wereld wordt de ridder tot strijd en exemplarisch gedrag gedwongen en zal aldus – overwinnend – de ‘andere wereld’ integreren in de hoofse gemeenschap.

17 - IMG_5200 - PS - 8bits - 50x50 - PP153 60x65

Een queeste is dus een morele zoektocht of – kruistocht.
Een queeste is een serieuze kwestie, een ernstige zaak.
Het verlangt de juiste attitude: een ridderlijke attitude.
Wie een queeste aangaat, is niet voor een kleintje vervaard.

Niettemin kan een beetje steun geen kwaad. Een goede compagnon is natuurlijk goud waard. Het mag niet verbazen dat aan de basis van deze tentoonstelling een verbond ligt tussen twee mannen: Jef Hendriks en Jan Haen. Twee markante persoonlijkheden – mag ik zeggen twee ridders – die ieder op geheel eigen wijze verhaal doen van hun queeste. Jef met gedichten en foto’s die elkaar begeleiden en Jan met zijn verhaal dozen.

Ik blijf nog even bij die ridderromans. Bij de voorbereiding van deze toespraak stuitte ik op wetenswaardigheden die ik graag nog even met u deel. Misschien wist u het niet, maar ridderromans, zoals die over Koning Arthur, hebben een grote invloed gehad. Ze komen op in de 11e en 12e eeuw en ze werken nog honderden jaren door. (Sporen ervan lopen door tot in onze tijd met de films en tv-series over Robin Hood, Floris en Ivanhoe). Ze werden veelgelezen en er werd veel naar geluisterd. Maar op een gegeven moment kreeg men er genoeg van. Er trad verzadiging op. De magie was uitgewerkt.

In de 17e eeuw is er dan die Spaanse schrijver – Miguel de Cervantes Saavedra – die een meesterlijke persiflage op de ridderroman schrijft.
In deze ridderroman staan ook twee – min of meer – ridderlijke figuren centraal. De ene is edelman Alonso Quijano die door het lezen van te veel ridderromans zijn verstand kwijt is geraakt. In de overtuiging dat hijzelf een dolende ridder is, verlaat hij onder de naam Don Quichot van La Mancha zijn huis en begint een dwaaltocht over de wegen en het platteland van Spanje. Hij is op zoek naar avontuur. Hij wil onrecht bestrijden, goede daden doen en zo beroemd te worden.

Don Quichot wordt vergezeld door zijn buurman en dienaar Sancho Panza. Sancho is een kleine boer, analfabeet maar niet dom. Eten en drinken vormen zijn belangrijkste passie. Hoewel Sancho weet dat z’n meester niet goed snik is, volgt hij hem, want zijn zwakheid voor de aardse geneugten maakt dat hij gelooft in de grote beloning die Don Quichot hem in het vooruitzicht stelt. Don Quichot is behoorlijk in de war en ziet dingen die er niet zijn. Zo vecht hij op zijn paard Rosinant tegen de windmolen die hij voor een reus houdt. En op de achtergrond hobbelt Sancho Panza mee op zijn ezel. Don Quichot is ook in de ban van een mooie dame, maar eigenlijk is het niet duidelijk of die wel echt bestaat.

IMG_6555 - tint+contrast+hoogl

Don Quichot en Sancho Panza verbeelden de klassieke tegenstelling van geest tegenover lichaam, rede tegenover begeerte, idealen tegenover de werkelijkheid. Steeds weer botsen de wanen van Don Quichot op de feiten van Sancho. De queeste als een door een ideaal aangedreven avontuurlijke uitdaging kan dus volledig ontsporen. Genoeg hierover.

Ik wil nu dan stilstaan bij het tweede begrip in de titel van de tentoonstelling, namelijk het begrip ‘hemel’. Het begrip hemel is op het eerste gezicht niet exotisch. Het is een vertrouwd woord en lijkt een kraakheldere betekenis te hebben. Het verwijst naar een situatie van finale harmonie, een ‘algeheel pardon’ en ‘heelheid’. Zoals wij het kennen, heeft het natuurlijk zijn oorsprong in een christelijk-kerkelijke sfeer. Vandaaruit heeft het ook ingang gevonden in het alledaagse taalgebruik tot en met ‘Hemelse modder’ toe, een zoet nagerecht met veul suiker en room waar ze in Brabant gek op zijn.

Hemel…
Je kunt ook zeggen: Mijn hemel! Want als een stuk van het christelijk erfgoed is het er maar slecht mee gesteld, denk ik. Het spreekt niet serieus meer tot de verbeelding van de mensen van nu. ‘Hemel’ is een flets decorstuk van het christelijk erfgoed, een achtergelaten utopie, een verschoten souvenir zonder glans. Intussen is er een soort giftige sluiproute ontstaan die het begrip een nieuwe betekenis heeft gegeven. Ik doel dan op de jihadisten en islamistische zelfmoordenaars die met een daad van geweld en vernietiging een plaats in het Paradijs (oftwel hemel) willen verzilveren. Ik denk dat ook deze variant geen goed doet aan ‘de zaak’ – als we het zo mogen noemen – van de hemel.

Op zoek naar nieuwe bezieling van het begrip hemel moet je een sprong maken over een hele grote bos theologische kreupelhout. Maar daar ga ik verder niet op in. In het boekje van Jef heb ik daarmee in het nawoord een heel klein begin gemaakt, voor degene die dat mocht interesseren. Want ik wil nu overgaan naar de tweede ronde.

Zowel wel het begrip ‘queeste’ als ook het begrip ‘hemel’ drukken iets wezenlijks uit van ons mensen. Ze gaan terug op het verlangen. Het verlangen naar een betere situatie, een betere wereld, en geheelde wereld. Het verlangen is een diep menselijk en universeel gegeven.

Het hoort bij ons. Het is een verbindende schakel tussen doeners en denkers, atheïsten en religieuze mensen. Iedereen kan zich wel een voorstelling maken van hoe verlangen ‘werkt’, bij jezelf en ook bij andere mensen. Het verlangen kan iets verhevens zijn (denk aan Don Quichot) maar ook betrekking hebben op heel aardse dingen (Sanzo Pancha).

Als de ziel een motorkap zouden hebben en je zou hem opendoen, dan huist het verlangen ergens tussen onze driften, stemmingen en drijfveren. En dan begrijp je ook wat er mis kan gaan als de respectievelijke ‘contactpuntjes’ (om even in het ‘motor-beeld’ te blijven) niet goed zijn afgesteld. Het verlangen is ook een verbindende schakel tussen religie en kunst. Je zou kunnen zeggen dat kunst en religie familie van elkaar zijn.

Kunstminnaars hebben hun een eigen devotionele gedrag wanneer zij een tentoonstelling bezoeken. Zij brevieren uit hun catalogus. Ze kijken doorgaans ernstig en voeren gedempte gesprekken met hun medebezoekers. Net als de sacrale omgeving van een kerk roept een museum eerbied op. Waarom anders gaan mensen spontaan fluisteren? Ook biedt een museum de mogelijkheid ‘devotionalia’ aan te schaffen. In de museumshop welteverstaan, die steeds ruimer gesorteerd raakt met prijzige prularia.

Kunst en religie roepen vaak ook vergelijkbare emoties op. Ze zijn aanleiding tot grote controversen, fanatieke aanhang, diepe bewondering, verontwaardiging en enorme afkeer. De verwantschap tussen kunst en religie gaat dieper dan alleen uiterlijke overeenkomsten.

Zowel in de kunst als in religie zijn de beoefenaars bezig met een alternatieve wereld. Een religie wil de gelovigen gevoelig maken voor de dragende werkelijkheid van het goddelijke. De kunst draagt eraan bij om de werkelijkheid rondom de mens anders te laten zien, kleur te geven of op z’n kop te zetten. Kunst en religie doen beroep op de creatieve talenten van de mens en kiezen het voertuig van de menselijke verbeelding.
De kunstenaar biedt een eigen fascinerende toegang tot de werkelijkheid, althans dat is het streven. Grote kunstenaars kunnen ons overtuigend verlokken mee te gaan in hun visie van de werkelijkheid. Hun kunstwerken doen ons versteld staan, zij overrompelen en zij verkwikken en inspireren ons.

Ook komt het voor dat kunstenaars bedreven zijn in de verlokkingskunst maar dat hun scheppende vermogen uiteindelijk mager is en op de keper beschouwd flauwekul afscheidt. En ook hier ligt weer een parallel met religie. Kunst en religie kunnen beslissend zijn voor de wijze waarop toekomstige generaties zichzelf in hun wereld ervaren. Ook in deze tentoonstelling raken kunst en religie aan elkaar. In de biografie van Jan Haen vloeien kunst en religie naar elkaar toe. En dat wordt natuurlijk zichtbaar in zijn werk.

Zie nu die wonderlijke schepping van hem: de ‘verhaaldozen’. Vorm en inhoud grijpen hier op een bijzondere manier in elkaar.
Kartonnen verpakkingsdozen brachten hem op het idee ze te beschilderen met verhalen. Deze verhalen draaien om het verhaal van Jezus. Jan’s dozen zijn niet voor de eeuwigheid gemaakt, zoals hij zelf schrijft. Ze zijn kwetsbaar, net als de mens. En net als diezelfde mens zijn ze dragers van verhalen.

De waardering van religie heeft lang te lijden gehad van discussies over wat ‘waar’ is of niet ‘waar’ is.

15 - tekst - verbinding - grijs - 8bits

Jan Haen’s verhaaldozen maken zichtbaar dat religieuze verhalen over de kunst om te leven gaat: levenskunst. De schilder schildert met kwast en verf. De fotograaf schrijft en tekent met licht (beelden). De fotograaf die de ontspanknop gaat indrukken, beweegt naar een beslissend moment. Hij vertraagt zijn ademhaling, de spiegel klapt op, in een fractie laat licht zich vangen, het moment wordt gefixeerd, en verstild, contrast vastgelegd. In de foto’s (en de poëzie) van Jef Hendriks spiegelt zich het spel der contrasten, letterlijk en figuurlijk.

Het resultaat daarvan zou je landschappen van de ziel kunnen noemen. Zij verbeelden een vitale laag in onze geest, dat gebied van driften, drijfveren en stemmingen. Ik had het eerder al over. Hier bezinken de contrasten van liefde en haat, van verdriet en euforie, ontroering en weerzin. Hier wordt de balans opgemaakt. Zin en onzin zijn hier in een eindspel verwikkeld. Hier misschien intieme onthulling en ontmoeting, ankeren misschien God en mens en ontdekken we misschien een begin van een … hemel.

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.